Een diagnose is de ticket tot gepaste hulp en de juiste voorzieningen. Maar als men hier niet zorgvuldig mee omgaat, wordt het juist deze diagnose die de cliënt toegang ontzegt tot noodzakelijke zorg en voorzieningen. Zeker de groep cliënten met complexe problematiek zijn vaak jarenlang binnen de gezondheidszorg aan het ronddolen tot zij een kwartet aan diagnoses in handen hebben. Terwijl het bekend is dat het diagnostisch traject dat wij tot nu toe handhaven veel tekortkomingen kent. In de eerste plaats door de financiële prikkel vanuit de verzekeraar.
Één van de grote problemen bij zeker de groep patiënten met complexe problematiek is dat eerdere diagnoses zelden tot nooit worden herzien op het moment dat men de uiteindelijke diagnose stelt. En waar sprake is van co-morbiditeit, cliënten vaak tegen de muren van instellingen aan lopen. Instellingen zijn gespecialiseerd in enkelvoudige problematiek, maar zodra deze gecombineerd opspelen blijken beiden te vaak een contra-indicatie en eindigt de cliënt meer dan eens thuis.
De aanwezigheid van meerdere diagnoses geeft aan hoe ingewikkeld iemand zijn situatie kan worden. Dit zou juist moeten pleiten voor een snelle actie tot behandeling. De praktijk is echter: hoe meer diagnoses, hoe meer gesloten deuren.
Na de actie van Charlotte Bouwman heeft toenmalig staatssecretaris Blokhuis de opdracht gegeven aan Zorgverzekeraars Nederland en belangenorganisatie de Nederlandse GGZ, een plan van aanpak te schrijven om mensen met een hoogcomplexe zorgvraag beter te helpen. Zij hebben de inschatting gemaakt dat zo’n 250-330 cliënten met ernstige problematiek voor een maatwerk aanpak in aanmerking komen. Op 1 april 2020 werd gestart met een landelijk netwerk van zorgaanbieders en zorgverzekeraars die voor een passend behandelaanbod moeten zorgen voor hoogcomplexe cliënten.
Zoals belangenorganisatie MIND echter ook als kanttening plaatst, vermoeden we dat dit maar een klein topje van de ijsberg is. Als ik rond kijk in dit werkveld, kan ik op eigen titel waarschijnlijk al dit aantal zeer schrijnende gevallen aandragen.
Er zou meer voorzichtigheid geboden moeten worden bij het diagnostisch traject van de cliënt, waarbij de verzekeraar niet de financiële prikkel zou mogen zijn om een cliënt vooraf wel of geen diagnose toe te kennen als voorwaarde voor behandeling. De beste diagnose stelt men immers meestal pas na verloop van tijd, na een periode van uitgebreid samen optrekken en de cliënt uitgebreid observeren. Niet op basis van een momentopname, waarbij gedrag wordt omschreven vanuit de DSM (IV) dat vaak multi-interpretabel is en zich ook niet altijd consistent voordoet. Dan is het soms ook maar net een gevalletje: ‘wie de schoen past, trekt hem aan’.
Geef een antwoord